Steak uit het labo, kipfilet uit de bioreactor? Als alles goed gaat, bereikt kweekvlees tegen 2025 de commerciële markt. De finale doorbraak wordt niet enkel een taak voor bio-ingenieurs, maar zeker ook voor marketeers.
Geen sciencefiction meer
Kritiek op de vleesproductie komt kort door de bocht vaak hierop neer: we voederen planten als soja, maïs en gerst aan koeien, die dat voer dan omzetten in vlees waarmee mensen zich voeden. Dat is een nogal omslachtige omweg, waarbij niet alleen tijd, maar ook kostbare ruimte, energie en water verloren gaan. Om over de uitstoot van broeikasgassen nog maar te zwijgen. Voor elke rumsteak van 150 g op je bord, heeft de koe wel een kilogram veevoer verorberd en werd er bijna 2500 liter water verbruikt. Geef mensen dus gewoon planten te eten.
Dat klinkt plausibel, maar wat als je dierlijke eiwitten zou kunnen produceren in de fabriek? Wat als je het natuurlijke groeiproces kan vervangen door een kweek- of fermentatieproces? ‘In vitro’ vlees zou 80% tot 90% minder broeikasgassen uitstoten, 45% minder energie verbruiken, 90% minder water en 99% minder land. En er moeten geen dieren voor sterven. Welnu, het lijkt er meer en meer op dat laboratoriumvlees of ‘clean meat’ geen sciencefiction meer is.
Op 6 augustus 2013 keken journalisten uit de hele wereld toe hoe de Nederlandse hoogleraar Mark Post in Londen de allereerste hamburger presenteerde die recht uit het laboratorium kwam. Drie mensen mochten ‘m zelfs proeven: hij was misschien een beetje flauw afgekruid, maar smaakte wel echt naar vlees, zeiden ze. Eén nadeel wel: die burger kostte toen nog tweehonderdvijftigduizend euro. Gelukkig was miljardair Sergej Brin, medeoprichter van Google, bereid om bij te passen.
Wedloop naar de markt
Post ziet het groot: hij richtte het bedrijf Mosa Meat op en voorspelde dat hij de kostprijs op enkele jaren tijd tot elf euro per burger zou kunnen doen dalen, en dat kweekvlees tegen 2024 amper duurder zou zijn dan vlees uit de supermarkt. De professor/ondernemer denkt dat het marktaandeel van plantaardige vleesvervangers altijd beperkt zal blijven, omdat mensen nu eenmaal liever écht vlees eten. “We gaan vlees kweken in tanks zo groot als een half olympisch zwembad. We zullen in die bioreactoren 10.000 kilo vlees per jaar kunnen produceren,” zei hij in 2016.
Mosa Meat heeft in 2018 7,5 miljoen euro opgehaald voor de bouw van een pilootfabriek die binnen een termijn van drie jaar een betaalbaar product op de markt moest brengen. Het geld komt van M Ventures (het investeringsfonds van farmaciebedrijf Merck) en van de Zwitserse vleesverwerker Bell Food Group. In 2021 volgde een nieuwe financieringsronde van tien miljoen euro om de pilootfabriek in Maastricht op te schalen. Onder de investeerders: diervoedergroep Nutreco en Jitse Groen, topman van Just Eat Takeaway.com.
Laboburgers liggen anno 2021 nog altijd niet bij de Delhaize of Albert Heijn. Toch lijkt het erop dat kweekvlees – maar ook kweekvis, kweekgarnalen, kweekkip, kweekmelk en kweekleder – wel degelijk een echte business gaat worden. Er is een ware wedloop aan de gang: wie slaagt erin de eerste betaalbare producten in de winkelrekken of de restaurantkeukens te introduceren? Mosa Meat had dan wel een kleine voorsprong, intussen zijn er heel wat concurrenten opgedaagd die op hun beurt tonnen geld ophalen om hun dure onderzoek en productontwikkeling te financieren.
Memphis Meats, de Amerikaanse producent die begin 2016 een primeur had met de eerste gekweekte rundergehaktbal, slaagde er een jaar later als eerste in om ook kipnuggets en eend te kweken op basis van dierlijke stamcellen. Een grote stap, meent de producent, omdat gevogelte wereldwijd bijzonder populair is. Het bedrijf kan rekenen op de steun van rijke beroemdheden als Richard Branson en Bill Gates, en ook van vleesgigant Tyson Foods. Alleen al door die enorme financiële middelen ligt Memphis Meats mogelijk in polepositie om als eerste een commercieel product op de markt te brengen, al wil het bedrijf zelf waarschuwen voor overhaasting. Je hebt maar één kans om een goede eerste indruk te maken.
De productiemethode die het Israëlische Aleph Farms ontwikkelt, verschilt fundamenteel van de aanpak van Mosa Meat en Memphis Meats. De startup mikt niet op de productie van gehakt, maar slaagde er in februari 2021 in om een echte ‘kweekbiefstuk’ te maken, op basis van 3D-technologie. Het stuk zesrib had naar verluidt de sappige smaak en textuur van een echt stukje vlees. De producent kan verschillende soorten cellen laten samengroeien tot complexe vormen en ziet een beperkte lancering op de markt mogelijk tegen 2024, ook voor andere vleessoorten.
Peace of Meat, een Belgische ontwikkelaar van kweekvlees, is voor vijftien miljoen euro gekocht door het Israëlische bedrijf Meat-Tech 3D. De piepjonge startup bestaat pas sinds 2019 en specialiseert zich in dierlijk vet zonder dierenleed. Meat-Tech 3D is een specialist in het 3D-printen van vleesvervangers, plantaardige producten dus, maar zou het interessant vinden om die aan te vullen met het ‘kweekvet’ van Peace of Meat. Meat-Tech 3D hoopt al in 2022 zo’n gecombineerd product te kunnen lanceren.
Het Californische BlueNalu focust dan weer op de productie van vis en zeevruchten. Het bedrijf wil vooral oplossingen aanreiken voor soorten die overbevist zijn, die moeilijk traditioneel te kweken zijn of die te vervuild zijn (met kwik bijvoorbeeld). In San Diego bouwt BlueNalu een pilootfabriek. Ook Finless Foods wil vis cultiveren, meer bepaald blauwvintonijn: een populaire, maar bedreigde vissoort.
De Berlijnse startup Bluu Biosciences is naar eigen zeggen de eerste in Europa die zich toelegt op het ontwikkelen en produceren van vis die gecultiveerd wordt in bioreactoren op basis van viscellen. Vis is een populaire bron van proteïne in de hele wereld, maar overbevissing en milieuvervuiling bedreigen de visvoorraad en aquacultuur is geen duurzame oplossing, meent het bedrijf.
Laboratoriumvis heeft bovendien bepaalde voordelen in vergelijking met kweekvlees: het is minder complex van structuur en kan op lagere temperatuur gecultiveerd worden. Bluu wil tegen 2022 de eerste producten op de markt brengen: de producent werkt aan visballetjes en een vispasta. De producten zullen meer gezonde omega 3 vetzuren bevatten dan wilde vis of gekweekte vis. In samenwerking met collega’s als Mosa Meat, Aleph farms en Meatable heeft Bluu de alliantie Cellular Agriculture Europe opgericht om de goedkeuring van labovlees en -vis in Europa te faciliteren. De betrokken bedrijven beseffen dat ze maximale transparantie zullen moeten bieden om het vertrouwen van regelgevers en consumenten te winnen.
Smaakt naar meer
Waar staat de markt vandaag? Bedrijven hebben al heel wat vooruitgang geboekt en de indruk ontstaat dat een commercieel product niet meer zo ver af is. Meer zelfs: het eerste restaurant dat enkel kippenvlees uit het lab serveert, is al geopend. De Israëlische producent SuperMeat opende namelijk eind 2020 in Tel Aviv een eethuis dat ’s werelds eerste testkeuken is voor kippenvlees dat uit kippencellen werd gekweekt. Het heet simpelweg The Chicken. Gasten hebben vanaf hun tafeltje uitzicht op de productiefaciliteit en het mooie is dat ze er niet hoeven te betalen met geld, wel met feedback over de producten. Populairste item op het menu is de kweekkippenburger, die volgens testpanels in niets te onderscheiden is van een conventionele kippenburger. Dit soort proeverijen is uiteraard essentieel voor kweekvleesproducenten: als ze succesvol willen zijn, zullen ze de smaakpapillen van de consument moeten overtuigen.
SuperMeat produceert kippenvlees op basis van stamcellen die het aangeboren vermogen bezitten om zich oneindig te vermenigvuldigen. De technologie komt eigenlijk uit de farmaceutische industrie, maar werd opgeschaald om grote volumes te kunnen produceren. Het proces is veel sneller en efficiënter dan het fokken van dieren, zegt CEO Ido Savir. “Zodra de gewenste diermassa is bereikt, kan elke dag ongeveer de helft van het vlees worden geoogst. Het is alsof je een boerderij hebt van duizend volwassen kippen, en je elke dag 500 volwassen kippen uit die boerderij kan oogsten, eindeloos.” Het bedrijf hoopt rond 2022 de eerste restaurants te kunnen beleveren en in 2025 een fabriek te openen op commerciële schaal: dan zou de prijs van kweek-kippenvlees snel in de buurt moeten komen van die van echte kip.
Vier grote uitdagingen
In elk geval zet de sector stilaan stappen naar maturiteit. Zo ontstaat er een ecosysteem rond de wereld van kweekvlees: er dagen bedrijven op die aangepaste bioreactoren maken, of de serums die nodig zijn voor de celkweek. In de begindagen moesten de pioniers alles zelf uitvinden, wat het ontwikkelingsproces flink vertraagde. Nu kan de snelheid omhoog. Toch zijn de uitdagingen nog bijzonder groot. Dit zijn de vier belangrijkste.
Eerst en vooral is er de productiekost. Nog steeds kost het duizenden euro’s om een kilo in vitro vlees te produceren. Dat is vooral te wijten aan de prijs van het serum dat nodig is om de cellen te voeden: dat kan tot meer dan honderd euro kosten voor een liter. Toch zou het mogelijk kunnen zijn om tegen 2030 in vitro vlees te produceren tegen een groothandelsprijs van 4,7 euro, berekende een studie van CE Delft. Dat is dan wel het meest gunstige scenario, waarin grote stappen worden gezet om de kost te verlagen van onder andere de kweekmediumingrediënten en de productie van de bioreactoren.
Dan is er de productieschaal. Tot nu toe gebeurt de productie in testlabo’s of in kleine pilootfabrieken, op beperkte schaal. Het zal grote investeringen vergen om grootschalige productiefaciliteiten op te zetten die voldoende grote hoeveelheden kunnen produceren voor de commerciële markt. Zo’n investering houdt nog steeds enorme risico’s in, want kweekvlees zal als ‘novel food’ een officiële goedkeuring nodig hebben vooraleer het op de markt kan komen. In Europa moet de sector voorbij de Europese voedselautoriteit EFSA, in de VS zijn dat de FDA en de USDA. Het uitvoeren van de noodzakelijke testen en het doorlopen van alle procedures zal jaren kosten, en handenvol geld.
Tot nu toe is er in de hele wereld slechts één land(je) dat de deuren al heeft geopend voor kweekvlees: de stadsstaat Singapore keurde eind 2020 als eerste land de commerciële verkoop van kweekvlees goed. Er is een goede reden waarom: het eiland moet 90% van haar voedsel importeren en streeft ernaar om tegen 2030 voor 30% zelfvoorzienend te worden. Producent Eat Just heeft al partnerschappen gesloten met lokale fabrikanten in het land om kippencellen te kweken en het eindproduct te ontwikkelen, dat in eerste instantie in restaurants zal worden verkocht. In december 2020 serveerde restaurant ‘1880’ er als eerste een stukje kweekvlees. Ook in de Verenigde Arabische Emiraten zou er grote belangstelling bestaan om kweekvlees snel toe te laten.
Het laatste en misschien wel belangrijkste obstakel is de consument. Infrastructuur opzetten en procedures doorlopen is moeilijk, maar niet onoverkomelijk. Mensen overtuigen daarentegen is een bijzonder delicate zaak. Hoe creëer je een markt? Eerst en vooral: de producten zullen lekker moeten zijn, echt lekker. Maar dan nog: het scepticisme tegenover technologische nieuwlichterij is groot, denk maar aan de enorme weerstand tegen genetische modificatie. Het concept labovlees is onbekend bij het grote publiek. En, eerlijk gezegd, termen als ‘in vitro vlees’ of ‘kweekvlees’ klinken niet meteen smakelijk. Een doorbraak voor laboratoriumvlees wordt dus niet enkel een taak voor bio-ingenieurs, maar zeker ook voor marketeers. Consumentenvertrouwen is essentieel, transparantie lijkt een must. Vraag is ook of vegetariërs en veganisten bereid zullen zijn om kweekvlees te eten, aangezien er geen dierenleed meer mee gepaard gaat. De eerste reacties zijn verdeeld…
Over welke termijn spreken we? De meeste bedrijven beweren dat ze tegen pakweg 2025 klaar kunnen zijn om een commercieel product op de markt te brengen. Tenminste, wat de productietechnologische kant van de zaak betreft. Niemand wil zich hiermee overhaasten: de lancering mag gewoon niet mislukken. Eén incident kan voldoende zijn om de hele sector op te zadelen met een vernielde reputatie. Het zou jaren kosten om dat te herstellen; een risico dat niemand wil lopen.
Dit artikel is gebaseerd op een fragment uit het boek ‘The Future of Food’ van RetailDetail-oprichter Jorg Snoeck en hoofdredacteur Stefan Van Rompaey, dat eind september verschijnt bij Lannoo Campus.