Nestlé en Unilever stellen teleur in de eerste jaarhelft: de omzetten vallen tegen, nu consumenten lagere prijzen zoeken en ook na de inflatiepiek niet zomaar terugkeren.
Prijzen stegen te snel
Zowel bij Unilever als bij Nestlé vallen de omzetcijfers lager uit dan verwacht. In de eerste helft van dit jaar klom de omzet van Nestlé met 2,1%, maar analisten rekenden op 2,5%. Ook Unilever scoorde met een omzetgroei van 3,9% onder de prognose van 4,3%. Beide FMCG-reuzen temperen meteen de verwachtingen voor het hele jaar: Nestlé rekent nu op 3% groei, Unilever hoopt ergens tussen 3 en 5% uit te komen.
De inflatie blijft de merkproducenten parten spelen: vooral Nestlé zegt dat het zijn tempo van prijsverhogingen vroeger dan gewild moest minderen, omdat consumenten afhaakten. “Er is sprake van waardezoekend gedrag onder consumenten. Er is druk, vooral bij de lagere inkomens”, aldus CEO Mark Schneider in een persbabbel.
Investeren én afslanken
Unilever kreeg er nog een boycot naar aanleiding van de oorlog in Gaza bovenop. Toch namen de verkochte volumes toe en kwamen ook de marges hoger uit dan verwacht. “De vertraging in de inflatie duwt de klant terug naar onze sterke merken, zoals Hellman en Knorr”, aldus CEO Hein Schumacher. In de tweede helft van het jaar zullen de marges echter minder groeien, vreest de fabrikant.
De twee FMCG-giganten beloven meer te investeren in hun merken. Al pakken ze dat verschillend aan: Nestlé wil meer nieuwe producten lanceren, terwijl Unilever net “minder dingen beter” wil gaan doen. Unilever reorganiseert zich om volledig te kunnen focussen op de dertig belangrijkste merken. Het aantal merken in portefeuille liep op een gegeven moment op tot 400. Al 7.500 medewerkers werden de laan uit gestuurd, en nu bereidt het bedrijf zich voor om ook alle ijsactiviteiten af te stoten.
Ook sectorgenoot Reckitt Benckiser kondigde woensdag aan zijn noodlijdende voedingsactiviteiten te willen verkopen en tegen eind 2025 nog een deel huishoudproducten van de hand te doen.