De sterke stijging van het Nederlandse consumentenvertrouwen van juni werd in juli volledig ongedaan gemaakt, wellicht door de Brexit. De barometer staat nu weer op het niveau van april en mei.
Winst van juni gaat verloren
De peiling van juni leerde dat er toen globaal 5% meer optimisten dan pessimisten waren, tegenover maar een verschil van 1% een maand eerder. Dat was meteen de meest rooskleurige situatie sinds december vorig jaar. In juli ging de winst echter weer verloren: de dominantie van de optimisten op de pessimisten viel terug tot de 1% van april en mei.
De terugval was het gevolg van een minder gunstig oordeel over het economische klimaat: vooral de verwachtingen voor de evolutie van de economische situatie in de komende twaalf maanden werden neerwaarts bijgesteld, mogelijk door de uitslag van het referendum over het lidmaatschap van de Europese Unie in het Verenigd Koninkrijk op 23 juni. Voorts nam ook de koopbereidheid een fractie af, omdat de Nederlandse consument iets negatiever werd over zijn persoonlijke financiële situatie. Ook vindt hij de tijd iets minder gunstig voor het doen van grote aankopen.
Dit neemt niet weg dat het consumentenvertrouwen nog steeds ruim boven het gemiddelde over de afgelopen twintig jaar ligt. Over de lange periode domineerden de pessimisten immers met 8 procent. Het vertrouwen bereikte in april 2000 de hoogste stand ooit (27% meer optimisten). Het dieptepunt werd bereikt in februari 2013 (44% meer pessimisten).
Hogere uitgaven in mei
Intussen blijkt dat de consumenten in mei 1,4% meer hebben uitgegeven dan in dezelfde maand van 2015. De kopers openden hun geldbeugel vooral voor extra uitgaven aan voedings- en genotmiddelen (+2,2%) en duurzame aankopen (+2,3%). Ook hun uitgaven aan woninginrichting en huishoudelijke apparaten lagen opnieuw hoger dan een jaar eerder. Aan diensten, zoals woninghuur, reizen met bus of trein, bezoek aan restaurant of kapper, en verzekeringen gaven de Nederlanders dan weer maar 1,0% meer uit.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) peilt elke maand naar de inschatting van de economische toestand door de consument. Er wordt zowel gevraagd naar zijn houding tegenover de voorbije twaalf maanden als tegenover het komende jaar. Verder wordt zijn koopbereidheid bevraagd. Daarbij wordt gekeken naar de evolutie van zijn persoonlijke financiële toestand in de voorbije en komende twaalf maanden en naar zijn aanvoelen of de tijd rijp is voor het doen van belangrijke aankopen. Telkens worden de positieve antwoorden afgezet tegenover de negatieve.