Nederland wil in 2050 volledig circulair zijn. Dat betekent dat producten en de energie die nodig is om deze te produceren, grotendeels hernieuwbaar zijn. Voor alle value chain partners, de retail incluis, zal deze nieuwe economie aangrijpende gevolgen hebben.
Nieuw paradigma
Anno 2017, waarin we net met de tenen over drempel van de 21ste eeuw zijn gestapt, zijn de voorbodes van een ‘paradigm shift’ al zichtbaar. Zie de opkomst van hernieuwbare energie (zon, wind, biomassa, hydro et cetera) en de nadruk op hergebruik en/of recycling. In sommige productgroepen, zoals plastic verpakkingen, wordt in Nederland al meer dan de helft gerecycled. Een deel wordt omgezet in energie.
Op gebied van de recycling/compostering van huishoudelijk afval stond Nederland in 2013 wereldwijd op plaats acht (bron: Oeso). Deze plaats heeft het ook te danken aan de import van buitenlands afval dat voornamelijk wordt verbrand waardoor in ieder geval de energetische waarde wordt benut.
Bronzen speer
Het zijn slechts een paar voorbeelden die over enkele decennia geen uitzondering, maar regel moeten zijn. Een groeiende wereldbevolking (9 miljard in 2050) en een groter beslag op grondstoffen en hulpbronnen leiden tot verlies aan biodiversiteit, uitputting van bovengenoemde grondstoffen/hulpbronnen en een verdere opwarming van de aarde. Het oude paradigma, de lineaire economie, is niet meer houdbaar. Het ontwikkelen, produceren, kopen, gebruiken van producten om deze uiteindelijk op een vuilnishoop te gooien, zal over 30 jaar aandoen als een archaïsch concept, als een bronzen speer in de IJzertijd.
In tegenstelling tot de lineaire economie kenmerkt de circulaire economie zich door twee kringlopen waarin een groene stroom – hernieuwbare grondstoffen/energie – en een blauwe stroom – niet-hernieuwbare grondstoffen – in elkaar verweven zijn. Daarbij gaan de hernieuwbare grondstoffen op in de biosfeer – bijvoorbeeld door compostering – en de niet-hernieuwbare grondstoffen (mineralen, fossiele grondstoffen) worden zo veel mogelijk hergebruikt, bijvoorbeeld door langer gebruik (levensduur) of recycling.
Complex
Als theoretisch model is circulariteit relatief eenvoudig, maar in de praktijk uitermate complex. Het begint al met de definitie. ‘De circulaire economie kent in de retail verschillende verschijningsvormen’, aldus Joran Frik, European Affairs Adviser bij Detailhandel Nederland. ‘De reductie van verpakkingsmaterialen, het terugdringen van energiegebruik in de keten, het stimuleren van hergebruik, het initiëren van leaseconstructies of het aanbieden van reparatieservices: het zijn activiteiten die we plaatsen onder de paraplu van de circulaire economie.’
Volgens Frik komt het neer op drie aspecten van de bedrijfsvoering die retailers moeten adresseren: wat ze verkopen, hoe ze verkopen en wat zij communiceren richting klant.
IKEA
Op het eerste niveau zijn er verschillende concrete voorbeelden op het schap of in ontwikkeling. Zo heeft IKEA met Skrutt een onderlegger die voor de helft is gebaseerd op gerecycled kunststof. Begin dit jaar lanceerde de Zweedse multinational een lijn voor keukendeuren (Kungsbacka), een composiet van gerecycled hout en PET-plastic. Het gehele ontwikkelingstraject duurde twee jaar en resulteerde in een product dat, vergeleken met het gangbare materiaal, dezelfde kwaliteitprijsverhouding heeft, aldus het bedrijf.
IKEA kondigde vorig jaar ook aan dat het in toenemende mate biogebaseerde grondstoffen wil gebruiken waar het nu nog fossiele grondstoffen inzet. Daarvoor werkt de multinational onder meer samen met het Finse Neste, een producent van plantaardige oliën.
Product als dienst
Los van het product(aanbod), waarover retailers deels – via hun eigen merken – controle hebben, zijn nieuwe vormen van transacties mogelijk waar zowel bestaande retailers als nieuwe spelers zich aan wagen. Er zijn verschillende opties, zoals het verlengen van de levensduur van een product, bijvoorbeeld Leapp met Apple-elektronica.
Een ander model dat in de media veel aandacht krijgt, is product-as-a-service. Daarbij blijft de producent of de retailer eigenaar van het product en betaalt de consument voor de dienst. Begin dit jaar kondigde Auping aan dat het wil gaan werken met leaseconstructies waarbij de consument betaalt voor de slaapuren en dat de producent de matras uiteindelijk terugneemt en verwerkt tot individuele componenten voor andere producten, zoals judomatten. Daarmee wil de producent de afvalberg van 1,2 miljoen matrassen (per jaar) laten krimpen.
Monomaterialen
Een voorwaarde voor recycling is dat producenten hun producten ontwerpen zodat deze langer meegaan en/of gemakkelijker te demonteren zijn. Dat is nog lang niet altijd het geval. Vaak zitten bepaalde onderdelen ‘ingebakken’ en worden composieten – zie de IKEA-deur – gebruikt die weer uit elkaar moeten worden gehaald: een proces dat veel energie en kosten vergt waardoor het mogelijk duurder is dan ‘virgin’ materialen.
Idealiter bevatten producten zoveel mogelijk monomaterialen die relatief gemakkelijk van elkaar kunnen worden gescheiden. Voorwaar geen gemakkelijke taak, maar niemand zei het gemakkelijk zou zijn.
Majeure uitdaging
Een andere uitdaging is het opzetten en organiseren van ketens om producten in een kringloop te brengen. In geval van company ownership/leaseconstructies is dit vrij gemakkelijk, maar wat te denken van goederen die tweede-, derde- of vierdehands zijn? Neem de automobielen of mobiele telefoons die vanuit West-Europa de grens over gaan en daar zorgen voor grote milieuproblemen. Een speler als Closing the loop speelt hierop in door kapotte telefoons op te kopen in een aantal Afrikaanse landen en deze in Nederland te ‘minen’.
Het kostenaspect van deze ‘reverse logistics’, van consument naar producent/centraal innamepunt, is een majeure uitdaging om de circulaire businessmodellen rond te laten rekenen.
Lage waarde, hoge transportkosten
Immers, vaak is de waarde van de goederen laag en de transportkosten verhoudingsgewijs hoog, zeker als de goederen van ver komen. Schaal en complexiteit zijn eveneens hordes. Meestal gaat het om een divers, relatief gering aanbod dat behoorlijk kan fluctueren in kwaliteit en volume. Het is maar de vraag of de oorspronkelijke producent de beste partij is om ‘zijn’ producten te verwerken.
Externe partijen zouden hier schaalgrootte en expertise op kunnen bouwen, waardoor deze verschillende typen producten kunnen aggregeren verwerken. Zo verzorgt het internationale bedrijf I:CO in de textielsector de logistiek, sortering en verwerking/recycling van honderden tonnen textiel van verschillende brand owners. Een andere optie is dat gangbare spelers, zoals vuilnisophalers, ook andere stromen meenemen op hun ronde en vervolgens zelf verwerken of elders afleveren. Veolia doet dit onder meer in Frankrijk.
Level playing field
Een andere ‘horde’ is de wet- en regelgeving op Europees en landelijk niveau. Een goed voorbeeld is de afvalwetgeving waardoor het niet mogelijk is om bepaalde stromen in een kringloop te brengen of bepaalde goederen te vervoeren (uit hygiëne-overwegingen). ‘Ook de administratieve lasten die gepaard gaan met het inzamelen en verwerken van producten, vormen een barrière’, aldus Frik.
‘Er zijn in België alleen al 33 typen batterijen die apart gecodeerd moeten worden. Andere landen hanteren weer een andere categorisatie. Kortom, het zou mooi zijn als we deze zaken kunnen harmoniseren zodat het speelveld gelijk wordt.’
Lastige materie
Tot slot speelt de markt een doorslaggevende rol. Consumenten zullen in toenemende mate moeten worden verleid om de duurzamere opties te kiezen, ook al zullen deze in het begin misschien duurder en minder voor de hand liggend zijn. Retailers zouden als geen ander hier een rol in kunnen spelen. ‘Het blijft een lastige materie’, aldus Frik.
‘Verpakkingsmateriaal wil je zo veel mogelijk vermijden, maar het kan ook duurzaam zijn, bijvoorbeeld om voeding langer vers te houden. Zo zijn er tal van voorbeelden die ogenschijnlijk ‘slecht’, maar eigenlijk ‘goed’ zijn voor mens en milieu. Dat is lastig om te communiceren.’