Voor het tweede jaar op rij is de koopkracht in Europa vorig jaar fors gestegen, terwijl de inflatie verder afneemt. De verschillen tussen de Europese lidstaten worden langzaam maar zeker kleiner.
Luxemburg op kop
Vorig jaar groeide de koopkracht van EU-burgers met gemiddeld 5,5% naar 19.786 euro per hoofd van de bevolking. Een jaar eerder bedroeg de stijging 7%. Bij elkaar opgeteld hadden de inwoners van de 27 lidstaten een koopkracht van zowat 8,9 biljoen (8900 miljard) euro ter beschikking, berekenden NielsenIQ en GfK. Toch compenseerde die koopkrachtstijging niet volledig de stijging van de kosten van levensonderhoud. Ze kon de inflatie dus niet bijhouden.
De verschillen tussen de lidstaten onderling blijven aanzienlijk. De koppositie is voor Luxemburg met 40.931 euro per inwoner, gevolgd door Denemarken met 32.490 euro per inwoner. Hekkensluiters zijn Bulgarije met 8.629 euro per inwoner en Roemenië met 7.738 euro per inwoner: dat land is nu naar de laatste plaats gezakt. Luxemburgers hebben dus meer dan twee keer het EU-gemiddelde en ruim vijf keer de koopkracht van Roemenen.