Ben & Jerry’s gaat dan toch (gedwongen) naar Israëlisch-Palestijns conflictgebied. Het ijsjesmerk wilde tegenhouden dat moederbedrijf Unilever de rechten van het activistische merk aan een Israëlische licentiehouder verkoopt, maar vangt bot bij de rechter.
Geen aantoonbare schade
Ijsjesmerk Ben & Jerry’s lijdt een nederlaag in zijn juridische strijd met moederholding Unilever. Volgens de rechter kan het ijsmerk, dat ook opkomt voor holebirechten en Black Lives Matter, niet voldoende aantonen dat het onherstelbare schade zou lijden als een Israëlische licentiehouder de ijsjes – tegen de wil van Ben & Jerry’s in – verdeelt in de illegaal bezette Palestijnse gebieden.
De onafhankelijke bestuursleden van Ben & Jerry’s, dat sinds 2000 onderdeel is van Unilever, hadden de rechtszaak aangespannen om tegen te houden dat Unilever de distributierechten van het merk in Israël verkocht. Unilever zet die stap omdat het ijsmerk eerder de verkoop van zijn producten in Israëlisch-Palestijns conflictgebied wilde stopzetten. Het gaat dan met name om de omstreden Joodse nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever en delen van Oost-Jeruzalem.
Vraag wat dan wel mag
Op de beslissing van Ben & Jerry’s kwam echter veel reactie uit politieke hoek en ook verschillende investeerders verkochten hun aandelen van Unilever. Onder die druk trachtte Unilever het eigenzinnige ijsjesbestuur te omzeilen door zelf de lokale merkrechten te verkopen. Die verkoop kon Ben & Jerry’s niet tegenhouden, maar via de rechtszaak hoopte het bedrijf wel de overdracht van activa, zoals knowhow, recepten en uiterlijke kenmerken, te dwarsbomen.
Er loopt nu nog een verdere rechtszaak waarin de onafhankelijke bestuursleden van Ben & Jerry’s duidelijkheid proberen te krijgen over hun rechten en over hoe ver ze mogen gaan om hun merk en sociale missie te beschermen. Unilever had namelijk laten optekenen dat de rebelse dochter haar moederbedrijf helemaal niet mag dagvaarden en zou in aanloop naar de rechtszaak ook de betalingen aan de bestuursleden hebben opgeschort.