Terwijl het ene na het andere Westerse bedrijf Rusland verlaat, beslist de Turkse joint-venture partner van AB InBev om Leffe te gaan brouwen in zeven Russische brouwerijen. Dat leidt tot onbegrip en kritiek bij consumenten.
Imagoschade
De beslissing om het abdijbier Leffe grootschalig te lanceren in Rusland, is genomen door AB InBev Efes, de 50/50 joint-venture van AB InBev en zijn Turkse collega Anadolu Efes, die actief is in Rusland en Oekraïne. Sinds het uitbreken van de oorlog in Oekraïne wil AB InBev af van zijn belang in de joint-venture, en wil het ook de licenties opschorten voor merken als Stella Artois, Hoegaarden en Budweiser.
Maar dat blijkt niet zo eenvoudig: beide zakenpartners zijn nog niet tot een akkoord gekomen. Intussen kan AB InBev de Russische lancering van Leffe door Anadolu Efes naar eigen zeggen niet beletten, omdat het geen controlerend belang heeft in de joint-venture. Dat zadelt de brouwer op met flink wat imagoschade. Op sociale media laten kritische consumenten zich niet onbetuigd.
Dat AB InBev erg verveeld zit met de zaak, blijkt uit het feit dat de brouwer afziet van de financiële voordelen uit de joint-venture. Volgens een marketingexpert hoeft de hele zaak op de langere termijn echter geen groot probleem te zijn voor het bedrijf: “Ik begrijp dat mensen verbolgen reageren, maar ik denk niet dat de gemiddelde Belg er één Leffe minder door zal drinken”, klinkt het in Het Nieuwsblad.