Producenten zetten nu grote stappen in de productie van laboratoriumvlees. De prijs daalt spectaculair, maar de uitdagingen blijven groot. Liggen ze binnen vijf jaar in de supermarkt?
Duurzame productie
Memphis Meats, de Amerikaanse producent die begin 2016 een primeur had met de eerste gekweekte gehaktbal, kondigde eerder dit jaar een nieuwe doorbraak aan: het bedrijf is er voor het eerst in geslaagd om kip en eend te kweken op basis van dierlijke stamcellen. Een grote stap, meent de producent, omdat gevogelte bijzonder populair is: alleen al in de VS vertegenwoordigt kip een jaarlijkse omzet van negentig miljard dollar. Ook Tyson Foods en Mosa Meat investeren volop in kweekvlees, dat op termijn regulier rund of gevogelte moet vervangen.
De redenen liggen voor de hand: de wereldvraag naar vlees zal naar verwachting verdubbelen tegen 2050, maar het is vrijwel onmogelijk om de groeiende wereldbevolking te blijven voeden met conventioneel vlees zonder de aarde onherstelbare schade toe te brengen. Kweekvlees daarentegen is duurzaam: het verbruikt 99% minder land en 90% minder water dan conventionele vleesproductie. Bovendien is er amper uitstoot van broeikasgassen. Om maar te zwijgen over dierenleed, antibiotica, hormonen of mogelijke besmettingen zoals E.coli en salmonella.
Schaalbaar?
Dat vlees kweken gebeurt in petrischalen in laboratoria, waar stamcellen van levende dieren zich vermenigvuldigen. Daarom noemt men het ook wel ‘in vitro vlees’. De cellen worden ‘gevoed’ met mineralen, vitaminen, aminozuren… waardoor één cel in principe snel kan uitgroeien tot het vleesvolume van wel honderden dieren. Daarna worden die cellen in een bioreactor omgevormd tot spiermassa. Moleculair is het resultaat identiek aan het vlees dat vandaag in de beenhouwerij ligt, maar qua smaak en textuur is er naar verluidt nog werk aan de winkel.
Ook schaalbaarheid is een uitdaging: tot nu toe zagen we enkel kleine stalen (één hamburger, één stukje kip) aan een bijzonder hoge kost. De laboratoriumsituatie moet immers vertaald worden naar grote vleesfermentoren om werkbare volumes te kunnen produceren: alleen zo kan de prijs omlaag. Op dat vlak is er al wel vooruitgang: in 2013 kostte de productie van één laboratoriumhamburger van nog geen 150 gram wel 325.000 dollar, vandaag is dat nog slechts 11,36 dollar, meldt Futurism. 30.000 keer minder, maar nog altijd tien keer duurder dan de goedkoopste burger in de supermarkt.
Toch beweren verschillende pioniers nu dat kweekvlees al binnen vijf jaar in de supermarkt zou kunnen liggen en dat de prijs binnen tien jaar competitief zou worden. Of de consument er klaar voor is, blijft de vraag. Daar zullen slimme marketeers nog wel een vette kluif aan hebben.