Een zeldzame stap in de openbaarheid vanwege een retailsector die doorgaans niet in zijn kaarten laat kijken.
M.W. : Inderdaad, dat is ook waarom ik heb besloten om uit de schaduw te treden. Ik wil met mijn tegencampagne bereiken dat ook eens de andere kant van het verhaal wordt gehoord. Voor mij is het juist goed om de dialoog aan te gaan.
Ik sta open voor elke vraag en gelijk welke discussie. Het staat iedereen vrij om mij te mailen met vragen, ik beantwoord ze allemaal. Als het netjes en beleefd geformuleerd blijft, natuurlijk. Ook op de Facebookpagina van Pelsland blijven anti-bontcommentaren vaak gewoon gepubliceerd, met een antwoord van mijnentwege. Het klopt dat dat vrij uniek is, niet veel anderen doen me dat na.
GAIA voert jaarlijks een anti-bontactie. Waarom precies nu reageren?
M.W. : In augustus had ik al het uitgelekte beeld van de GAIA-campagne te zien gekregen, en ik maakte onmiddellijk de opmerking tegen mijn vrouw dat ik ook zoiets kan. Zoveel gespierder is die Jean-Claude Van Damme toch helemaal niet? Zo kwam ik op het idee om zelf zo’n filmaffiche te laten maken. Een bevriend fotograaf nam de foto – die overigens niet getrukeerd is –, ik heb de website www.lievernaakt.be opgericht en klaar was kees.
Op exact hetzelfde moment als GAIA met zijn actie is uitgepakt (maandag 3 oktober om 11u, nvdr.), hebben we via Belga ook een persbericht verstuurd en de site online gezet. Het is een ludieke tegencampagne, omdat de discussie volgens mij niet eerlijk wordt gevoerd. Wat zeg ik, er is zelfs geen ruimte voor discussie. Vandaar ook mijn slagzin ‘liever naakt dan nonsens’, om duidelijk te maken dat GAIA het verhaal verkeerd brengt.
Waar is GAIA dan verkeerd, volgens u?
M.W. : GAIA voert al jaren dezelfde acties, omdat ze niets nieuws te brengen heeft. Toch grijpen ze nu weer het begin van het winter- en dus bontseizoen aan om de sector in slecht daglicht te brengen. Er zijn geen nieuwe feiten of een nieuw verhaal.
Dus wat doen ze? Ze gooien er veel geld tegenaan, huren een groot PR-bureau in en zoeken een bekend gezicht. Dat is de beste truc als je niets te vertellen hebt: neem een bekend persoon. En met Jean-Claude Van Damme hebben ze onmiddellijk de emotieve associatie met het geweld en de gruwelijkheden waar zijn films bekend voor staan. Dat zijn geen rationele argumenten.
Maar GAIA en andere anti-bontbewegingen hebben wel een aantal duidelijke argumenten.
M.W. : Ja, het zijn dierenrechtenorganisaties. Dat betekent echter heel wat anders dan enkel anti-bont. Als ze echter hun volledige ideologie zouden verkondigen, geraakt dat nergens verkocht. Ze passen daarom wat ik de ‘salamitactiek’ noem toe: ze snijden dunne plakjes langs de zijkanten van hun gedachtegoed en presenteren de kleine stukjes om het zo hapklaar te maken.
GAIA streeft in deze niet naar een verbetering van het dierenwelzijn. Daar hebben ze geen oren naar. Ze blijven gewoon doorgaan tot al het menselijke gebruik van dieren wordt afgeschaft.
Toch worden vaak bekommernissen over het welzijn van de dieren gehoord.
M.W. : In Nederland is midden de jaren negentig naar aanleiding van maatschappelijke discussie over bont een Commissie opgericht die het dierenwelzijn in pelskwekerijen moest gaan onderzoeken. De Commissie concludeerde na het bezoeken van vossen- en nertskwekerijen dat nertsen er het in de fokkerijen niet slechter hadden dan kippen (net zoals nertsen worden kippen meestal gekweekt in kooien, nvdr.) of sommige andere diersoorten voor vleesconsumptie. Het kweken van vossen werd in Nederland toen wel verboden.
Na politieke druk kwam daarop het voorstel om nertsenkweek dan te verbieden op morele basis, vertrekkende vanuit het idee dat bont slechts een overbodig luxeproduct is. Dat idee werd door een menswetenschappelijke studie echter verworpen, aangezien het voor het dier natuurlijk niet uitmaakt waarvoor het gebruik wordt. Het is niet dat een varken denkt: “Goh, ben ik blij dat ik worst wordt en geen bontjas”, hé.
Nog tot op vandaag is Nederland daardoor één van de belangrijkste landen voor nertsproductie, terwijl België 19 nertsenkwekerijen telt. KULeuvenprofessor en voorzitter van de Raad voor Dierenwelzijn Dirk Lips heeft zich erg geïnteresseerd in die Belgische nertsfarms en is tot de conclusie gekomen dat hij nooit achter een verbod ervan zou kunnen staan.
Nertsen worden ter plekke geslacht en sterven in een toestand van bewusteloosheid. Ze worden ook door hun eigen verzorgenden naar de slachtkamer gebracht, waardoor ze zelf geen stress ondervinden en ook de andere dieren niet. Een koe is er soms erger aan toe. Er is heus veel meer dierenleed dan in de pelskweek.
Bont verschilt voor u dus niet van andere vleesconsumptie?
M.W. : Tuurlijk niet. Je moet niet de hypocriet gaan uithangen. Vlees heeft men evenmin nodig als bont. Het is een emotionele keuze die men maakt.
Bont wordt gretig geviseerd omdat de “rijkere” het draagt, wat het een dankbaar mikpunt maakt bij de grote massa. Voer dan liever een open discussie over onze relatie met dieren, want dàt is de kern van de zaak.
Nog even over het dierenwelzijn: de bontsector verdedigt zich graag met het Origin Assured-label.
M.W. : Het Origin Assured-label laat bontverkopers toe geïnteresseerde klanten te garanderen dat het bont afkomstig is uit een land waar bepaalde regels en normen gelden voor het kweken van dieren voor hun pels. Dit label is er gekomen op initiatief van de internationale bontfederatie zelf, die besefte dat ze klanten transparante informatie moesten kunnen geven, en de vier grootste veilinghuizen voor pelzen.
De landen die een OA-label krijgen zijn de EU, de VS, Canada en Namibië. Wilde pels met OA-label kan komen van elk land dat de AIHTS (Agreement on International Humane Trapping Standards) heeft geratificeerd en implementeert, of standaarden hanteert die daaraan gelijkwaardig is. De controle ervan is uitbesteed aan COTECNA, een onafhankelijke Zwitserse organisatie.
Welke bontsoorten verkoopt Pelsland? En zijn deze allemaal ‘Origin Assured’?
M.W. : Interessant om te weten is dat 95% van de jassen in onze winkels afkomstig zijn van bijproducten van de vleesindustrie. Zo verkopen we massaal omgekeerd lam. Iets wat veel mensen niet als bont beschouwen, hoewel bont eigenlijk elke lederen huid is waar vacht op staat. Verder hebben we in onze winkels konijnenpels en regelmatig ook kragen of details van vossenpels. Die pelsen komen voornamelijk uit Finland en Noorwegen. Finse wasbeer verkopen we ook af en toe, maar het belangrijkste blijft toch nerts.
Wij zijn wel niet 100% OA (Origin Assured). Onze konijnenpels is dat bijvoorbeeld niet omdat die niet via de vier participerende veilinghuizen gaat. Maar de klant die bewust bont met een OA-label wil, kan daar voor kiezen. In de jas zelf wordt het aangeduid met een etiketje.
Al denk ik heus niet dat iedereen ooit diezelfde keuze zal maken. We geven de informatie aan de klant als ze er geïnteresseerd in zijn en ernaar vragen, maar ze nemen meestal aan dat dat allemaal wel in orde is. We merken dat de meeste mensen niet naar de oorsprong van het bont vragen, hoor. Net zomin als men in andere winkels naar de productieomstandigheden vraagt.
Een ander tegenargument is dat bont sterk milieuvervuilend is.
M.W. : Ja, het is vervuilender dan ander textiel, maar er is wel een gigantisch verschil in gebruiksduur. Waardoor het zelfs duurzaam wordt. Een bontmantel gaat een leven lang mee. Vrouwen kopen bont niet zoals ze een jeansbroek kopen, ze beschouwen als een juweel.
Heel frequent komen klanten met een bontjas van ruim twintig jaar oud om hem te laten restylen. Het zijn stukken die vaak zelfs worden doorgegeven aan de volgende generatie. Vorig jaar hebben we een bontjas van liefst 60 jaar mogen restylen. Toegegeven, dat was uitzonderlijk, maar het kan dus wel.
Bont en imitatiebont lijken deze winter opnieuw overal op te duiken in het modebeeld. Dat was een tijdlang toch anders?
M.W. : Een bepaalde periode (pakweg midden de jaren negentig tot 2003/2004) is bont inderdaad echt uit het modebeeld geweest. Dat had wel wat te maken met het imago van de bontsector toen, maar vanaf 2003 zag je steeds weer meer bont in kledingdetails.
Wat wij vaststellen is dat de verkoop de laatste vijf jaar goed standhoudt. Toch is de markt en de stijl veranderd. We verkopen veel meer geëpileerde nerts, omdat het minder opzichtig is dan de langharige mantels van weleer. Ik weet niet of dat per se is omdat mensen willen verhullen dat ze bont dragen, mensen kleden zich gewoon minder formeel dan vroeger. Bont is minder een statussymbool geworden.
Nu het de afgelopen jaren ook weer koudere winters waren, lopen er weer meer mensen rond in bontjassen. De klant zegt zelf dat ze het weer overal ziet. Zeker dit najaar zie je overal namaakbont in de winkelrekken. En ja, dat heeft zeker een stimulerend effect op de verkoop van echt bont. Eén van de grootste troeven van bont is het tactiele element. Als je het voelt en aanraakt, krijg je er zin in.
Heeft de crisis dan geen vat gekregen op een uitgesproken nicheretailer als Pelsland?
M.W. : Toen de crisis juist losbarstte hebben we het wel gevoeld, hoor. Oktober 2008 – net op het moment van de bankencrisis dus – was een ware catastrofe: onze omzet is toen plotsklaps 22-23% gedaald. Dat was een hele moeilijke periode. Maar tegen februari hadden we die verliezen alweer ingehaald en had de groei zich gestabiliseerd rond het nulpunt.
Eigenlijk heeft de bontsector een geluk bij een ongeluk gekregen. Tegelijkertijd met de crisis hebben we veel koudere winters gekregen. Vandaag stijgen de prijzen van de vellen in de veilinghuizen weer wereldwijd, wat betekent dat de vraag herneemt.
De bontsector zelf mengt zich echter zelden in het debat. Voelt het niet de nood zich te verdedigen?
M.W. : Ik geef toe dat de bontsector te lang in een ivoren toren heeft geleefd. Aangezien bont zoals gezegd een nicheproduct is en de sector uit talrijke, kleine ambachtslieden bestond, hield het zich niet bezig met zijn imago. Vroeger stond bont los van het maatschappelijke debat.
In de jaren negentig is hen dat echter zuur opgebroken, toen anti-bontbewegingen meer voet aan de grond kregen en de publieke opinie wat voor zich wisten te winnen. Zelfs tot op heden zien nog te weinig bonthandelaars in dat de consument openheid verlangt en dat ze juist actief bezig moeten zijn met hun imago.
Ik zie zelfs duidelijke kansen voor de bontsector om zich te profileren. Vooral met het oog op de milieuproblematiek: het imago van bont moet dat van duurzaamheid worden! Die zaken moeten veel meer worden uitgespeeld.
Er is dus nog veel werk aan de winkel voor bonthandelaars?
M.W. : Er is nog heel veel werk. We zitten in een sector waar heel weinig gecommuniceerd wordt. Bonthandelaars zijn vooral kleine zelfstandigen hun vak erg goed kennen, maar die geen kaas hebben gegeten van communicatie en zichzelf blijven isoleren. Pelsland is een grote uitzondering, nu uiteraard met onze tegencampagne tegen GAIA, maar zolang als ik me bijna kan herinneren hebben we ook reclamecampagnes gevoerd met Bekende Vlamingen.
Je mag ook niet vergeten dat het een moeilijke sector is met heel sterke seizoensgebondenheid. In de winter werk ik 7 dagen op 7, terwijl we in de zomer met een terugval zitten. We hebben nooit iets gevonden wat die fluctuaties afdoende opvangt en wat het imago niet verwatert. In Amsterdam was er zo een bontwinkel die ’s zomers ijsjes verkocht. Misschien probeer ik dat ooit wel, want ijsjes vind ik ook wel heel lekker. (lacht)