Net zoals het eerste Albert Heijn Pick Up Point (PUP) in Heemstede, zijn ook de tweede en derde PUP’s grote stand alone ophaalpunten. Albert Heijn heeft ook nog kleine stand alone units in de pijplijn, naast aan de winkel gekoppelde ophaalpunten van online bestelde levensmiddelen.
Juridisch steekspel
De locatie van een aan de winkel gekoppeld ophaalpunt is evident in lijn met het bestemmingsplan, maar hoe zit dat met die losstaande ophaalpunten? Na opening van PUP Heemstede ontstond er een juridisch steekspel tussen de gemeente Heemstede en Dekamarkt.
De supermarktorganisatie vindt dat het ophaalpunt van Albert Heijn detailhandel is, en dus in strijd met het bestemmingsplan. Eind november verklaarde de rechtbank dat het ophaalpunt open mag blijven omdat dit bezwaar hoogstwaarschijnlijk zal worden verworpen.
‘Internethandel is geen detailhandel’
Hoe zit het dan in Tilburg en Naarden? “De locatie valt onder het bestemmingsplan ‘bedrijventerreinen’ en detailhandel is daar niet toegestaan“, zegt woordvoerder Hans Vertegaal namens de gemeente Naarden. “Internetverkoop is er wél toegestaan, op voorwaarde dat minimaal 80 procent van het pand wordt gebruikt voor de opslag van producten. Dat is hier van toepassing.”
Verder is het volgens Vertegaal zo, dat de hele bedrijfsvoering compleet gericht is op verkoop via internet. “Het is ook niet mogelijk om de bestelling ter plaatse te wijzigen. Het gaat puur om het ter plaatse ophalen van goederen, terwijl de klant in de auto blijft. De bedrijfsvoering van deze internetverkoop past binnen het bestemmingsplan.”
In Tilburg zijn het vergelijkbare overwegingen waarop de gemeente aan Albert Heijn de vergunning heeft verleend. “Het enkel afhalen van goederen nadat deze zijn besteld op internet is volgens het bestemmingsplan geen detailhandel“, zegt Esther Adriaansen namens de Brabantse gemeente. Dat er naast afhalen ook wordt afgerekend via PIN-transacties doet daar niets aan af.
Verschraling en leegstand
Het Vakcentrum Levensmiddelen bestrijdt deze zienswijze. “Een afhaalpunt staat in de jurisprudentie omschreven als ‘uitgewezen detailhandel’. Dat is een onderdeel van het detailhandelsproces, maar niet het volledige proces van het presenteren van goederen en de keuze-activiteit door de klant”, zegt woordvoerster Stéphanie van Oostrum. “Het is onderdeel van detailhandel en daarom niet toegestaan op bedrijventerreinen.”
Het Vakcentrum vreest voor verschraling als gemeenten te toegeeflijk zijn in het verstrekken van vergunningen. “Met de opkomst van allerlei webwinkels en ophaalpunten beginnen de gemeenten de grenzen van hun bestemmingsplannen op te rekken“, zegt Van Oostrum. “Daarom moeten gemeenten opletten dat ze de handhaving en interpretatie van hun bestemmingsplannen niet versoepelen. Anders verschraalt het aanbod in de bestaande detailhandelsstructuur, met leegstand als gevolg.”
Digitale retail-realiteit
“Wat is nou het probleem als mensen ’s avonds op een bedrijventerrein hun boodschappen komen ophalen?”, vraagt hoogleraar e-marketing & distance selling Cor Molenaar zich af. “Als er geen gevaarlijke of overlastsituaties ontstaan? Sterker nog, de sociale veiligheid op die doorgaans verlaten bedrijventerreinen neemt hierdoor toe! Gemeenten moeten dit niet frustreren, maar juist stimuleren.”
De gemeentelijke wetgeving is volgens Molenaar niet mee geëvolueerd met de samenleving. “Overheden moeten hun wetten en bestemmingsplannen aanpassen. Dat is ook voor hen noodzaak. Door de digitale retail-realiteit zal een op de drie winkels verdwijnen. Wat te doen met die lege panden? Nog een probleem: dit betekent een afname van lokale belastingen die ze kunnen innen. Maar daar houden die ambtenaren zich helemaal niet mee bezig! Op z’n best zeggen ze het oogluikend toe te staan. Kun je nagaan. We hebben het hier over de nieuwe werkelijkheid.”
Niet piepen en anderen de schuld geven
Molenaar is verklaard scepticus als het om de levensvatbaarheid gaat van aparte afhaalpunten, maar toch breekt hij een lans voor de ophaalpunten van Albert Heijn of welke webretailer dan ook. “Bedrijven die daar bezwaar tegen maken, kunnen hun energie beter steken in hun ondernemerschap en bewijzen dat ze het beter kunnen”, zegt hij. “Door thuis te bezorgen of door de sociale functie van hun winkels te versterken. Dus niet piepen en anderen de schuld geven, maar zélf de beste winkelier zijn.”
“Online is een realiteit en die moet ook verder worden ontwikkeld”, reageert Van Oostrum. “Maar het is een vorm van detailhandel. En inderdaad is de winkel een sociale ontmoetingsplaats, maar we willen toch niet in een situatie terechtkomen waarin je als klant kilometers moet omrijden voordat je een winkel vindt? Gemeentes rekken hun bestaande bestemmingsplannen op, maar ze moeten eerst eens duidelijkheid verschaffen.”
Dus heldere criteria en duidelijke scheidslijnen en daarop handhaven, vindt het Vakcentrum. “Gemeentes moeten een aparte paragraaf opnemen in hun regelgeving over e-commerce“, vindt Van Oostrum.
‘Een bijzondere vorm van detailhandel’
Daarmee is Albert Heijn het helemaal eens: “omdat onze ophaalpunten een nieuwe vorm is van boodschappen doen, merken wij dat er hierover veel onduidelijkheid is bij gemeenten“, zegt woordvoerster Anoesjka Aspeslagh.
Albert Heijn onderschrijft de oproep van het Vakcentrum. “We zijn gebaat bij een duidelijke, eigentijdse definitie van een ‘boodschappenafhaalpunt’, waarbij de huidige winkelstructuur in steden gehandhaafd blijft, maar waarin ook ruimte is voor nieuwe ontwikkelingen. Dit betreft geen winkel, geen detailhandel in de klassieke zin des woords, maar een bijzondere vorm van detailhandel die ruimtelijk en planologisch gezien een uitzonderingpositie verdient.”
Dus is het tóch detailhandel, vindt ook Albert Heijn. Voordat de juristen hun tanden nog dieper in dit dossier zetten en voor- en tegenstanders elkaar met definities en interpretaties in de haren vliegen, ligt de bal bij de gemeentelijke overheden. “In de praktijk gebruiken veel gemeenten op dit moment nog bestemmingsplannen van voor het digitaliseringstijdperk”, zegt Aspeslagh. Of, zoals Molenaar het academisch uitdrukt: “Gemeentes moeten hun wetgeving aanpassen en zich niet overal mee bemoeien.”