Supermarkten worden verplicht om een chef in de slijterij te hebben. Supermarkten overtreden de Drank- en Horecawet wanneer dit niet het geval is, besliste de hoogste bestuursrechter van de Raad van State na drie hogerberoepszaken.
Steeds toezicht op verkoop moet
De Slijtersunie had de zaak aangespannen tegen de gemeenten Sint-Oedenrode, Someren en Schijndel: de belangenvereniging wilde dat deze Brabantse gemeenten in actie zouden komen tegen de drie slijterijafdelingen in de lokale supermarkten. De Slijterunie stelde dat er in deze slijterijen geen structureel toezicht op de verkoop is, hoewel dat volgens de Drank- en Horecawet verplicht is. De burgemeesters van de gemeenten hadden de verzoeken van de Slijtersunie afgewezen, omdat volgens hen de supermarkt en de slijterij samen één ‘inrichting’ vormen.
Volgens de Drank- en Horecawet moet in een ‘inrichting’ tijdens openingstijden een leidinggevende aanwezig zijn, maar volgens de interpretatie van de burgemeesters was het voldoende dat een leidinggevende in de supermarkt aanwezig is. Deze hoeft niet permanent aanwezig te zijn in de slijterij zelf, stelden de burgemeesters, de supermarkten en het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel eerder. Dit is echter naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak niet het geval.
De uitspraken hebben tot gevolg dat er altijd een chef aanwezig moet zijn in de slijterij in een supermarkt of in de ruimten die daarbij horen. Hiermee krijgen supermarktslijterijen dezelfde verplichting als zelfstandige slijterswinkels. Tegen de uitspraken is geen hoger beroep mogelijk, aldus een bericht van de Raad van State.
De rechtbank Oost-Brabant oordeelde vorig jaar al in drie afzonderlijke uitspraken dat de supermarkten de Drank- en Horecawet wel overtreden. De burgemeesters, supermarkten en het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel kwamen tegen deze uitspraken in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak.